Afval van een glazeniers wordt regelmatig aangetroffen tijdens archeologisch onderzoek of een archeologische waarneming. Over het algemeen kan een drietal typen vondstcomplexen worden aangeduid, zijnde:

  • Een depositie van glazeniersafval (op de onderstaande kaart met een rode stip aangeduid). Het betreft over het algemeen een afvalcontext (bijvoorbeeld een kuil of kelder) dat is gevuld met soms honderden tot duizenden fragmenten vlakglas bestaande uit productieafval van het versnijden van glasplaten tot de juiste kalibers en oud vensterglas. Dit oud vensterglas is al dan niet beschilderd, kent vaak een brede datering en betreft het glas dat door de glazenier is vervangen voor het nieuwe vensterglas. Binnen deze categorie zijn twee subcategorieën te herkennen:
    • De locatie van de permanente werkplaats. Een dergelijke locatie kan geregeld op basis van archiefonderzoek worden gekoppeld aan een glazenier.
    • De locatie van een tijdelijke werkplaats. Denk daarbij aan een afvalkuil in de omgeving van een gebouw met veel vensters waarbij een glazenier enige tijd werkzaam is geweest, bijvoorbeeld in de directe omgeving van een kerk.
  • Glazeniersafval in secundaire context (blauwe stip). Dit betreft vaak fragmenten productieafval die zijn aangetroffen binnen een afvalcontext (kuil, beerput, greppel). Deze fragmenten zijn afkomstig van een glazenier die ter plaatse van de vindplaats is geweest om aldaar enkele stukken vensterglas te vervangen.
  • Verzameling glazeniersafval als grondstof (gele stip). Deze categorie is in samenstelling vergelijkbaar met de depositie van glazeniersafval met het verschil dat deze bedoeld is als grondstof voor het maken van nieuw glas. Dergelijke vondsten worden aangetroffen in combinatie met een smeltoven.

Depositie van glazeniersafval

Alkmaar, Langestraat 62 (1992)
Tijdens archeologisch onderzoek in 2015 in Alkmaar werd in de achtertuin van de Langestraat 62 een beerput met circa 835 fragmenten vlakglas aangetroffen. Het betrof vensterglas (waaronder 75 gebrandschilderde fragmenten) en glazeniersafval van glasplaten die door middel van de slinger- en cilinderglasmethode zijn vervaardigd. Op basis van archiefonderzoek kan worden geconcludeerd dat het glasafval betreft van ‘glasemaker’ en ‘glas-schilder’ Claes Jasperszn die hier tussen 1642 – 1656 gewerkt heeft. Deze glazenier maakte de gebrandschilderde ramen van de kerken in Ilpendam (1657) en Krommie (1658).

Alkmaar, Langestraat 66 (2015)
Tijdens archeologisch onderzoek in 2015 in Alkmaar werd in een beerput 44 fragmenten vensterglas aangetroffen, waaronder enkele randfragmenten van slingerglasplaten daarnaast werd een smeedijzeren gietmal aangetroffen voor de vervaardiging van loodstrips. De beerput wordt op basis van het overige vondstmateriaal gedateerd op 1400 – 1500/1525.

Alkmaar, Marktstraat (1990)
In Alkmaar wordt een vondst van 206 kilogram vensterglas aan de Marktstraat toegeschreven aan een glazenier. Het vensterglas waaronder 30 fragmenten gebrandschilderd glas, werd in 1990 aangetroffen in een tonput. De vondst kon op basis van archiefonderzoek worden toegeschreven aan glazenier Barent Dircksz die hier tussen 1655 – 1671 heeft gewoond.

Assen, Kruisstraat 10 (1957)
In een voormalige afvalput achter het huis aan de Kruisstraat 10 werden in 1957 ‘glasscherven’ aangetroffen. Het betrof “fragmenten van glasschijven met hartknopen en randen”, waarschijnlijk worden hiermee koeienogen en randfragmenten van glasplaten bedoeld. Op basis van archieven zou hier ’glazenmaker’ Gerbrand Anthonij zijn werkplaats hebben gehad. De vondst dateert waarschijnlijk uit de eerste helft van de 18de eeuw.

Bergen op Zoom, Bleekveld (1968)
In een rioolsleuf werd door Fons Gieles een “glasberg” aangetroffen waarin het vensterglas “scherf op scherf” zat geplakt. Deze glasberg bevond zich in een kelder waarvan de restanten van een gewelf en van de wanden nog waarneembaar waren in de rioolsleuf. Boven het glaspakket was een brandlaag aanwezig wat erop kan duiden dat de glaswerkplaats is afgebrand. In deze glasberg bevonden zich koeienogen en randfragmenten van glasschijven die 80 – 85 centimeter in diameter waren. Daarnaast werden fragmenten gegruizeld vensterglas aangetroffen met afdruk van een loodprofiel (waaronder ruitjes), snijafval en enkele fragment vlakglas met parallelle insnijdingen, mogelijk testmateriaal.
Het vensterglas was over het algemeen ongekleurd. Het bevatte slechts twee fragmenten gebrandschilderd glas met acanthusmotief en een schildering van een goudsbloem. Aan het eind van de 16de eeuw werd op deze locatie een aarden wal aangelegd.
Naast vensterglas bevatte de glasberg ook holglas als flessen en drinkgerei.

Bourtange (1972)
In vestingstad Bourtange was een ‘Glasemaker’ aanwezig, de heer Jacob Hesse. In de buurt van zijn woning aan het Schuitendiep werd veel glasafval aangetroffen. Er werden restanten aangetroffen van slingerglas (koeienogen en randscherven). Er werden ook enkele fragmenten vlakglas aangetroffen met parallelle insnijdingen, mogelijk testmateriaal

Den Burg, Groeneplaats (2019)
Tijdens een opgraving van een kloosterterrein werd een kuil met 13 kilo vlakglas aangetroffen. De kuil was ingegraven in de gracht om het kloosterterrein. Het vlakglas betrof 6,5 kilo al dan niet sikkelvormig productieafval, 3 kilo productieafval in de vorm van randfragmenten van cilinderglasplaten, 2,4 kilo vensterglas (te herkennen aan de gegruizelde randen) en 0,6 kilo gebrandschilderd vensterglas. Op basis van het gebrandschilderde materiaal kan de vondst worden gedateerd in de tweede helft van de 15de eeuw. De vondst kan waarschijnlijk gerelateerd worden aan reparatiewerkzaamheden voor het vervangen van vensterglas in het klooster.

Den Hoorn, Watermolenweg (2022)
Bij de restauratie van een stolpboerderij aan de Watermolenweg, in Den Hoorn werd circa 20 kilo vlakglas aangetroffen. “Splinters, scherven van plat glas, maar ook zogenaamde ‘koeienogen’.” Op basis van enkele randfragmenten kan worden geconcludeerd dat de glasschijven tussen de circa 60 – 90 centimeter in doorsnede waren. Naast restanten van slingerglas werden randfragmenten van cilinderglasplaten aangetroffen. De glasvondst kan op basis van archiefonderzoek worden gerelateerd aan glazenmaker Zijmon Dirks Daalder, wiens zoon rond 1786 de boerderij aan de Watermolenweg kocht.

Groenlo, Nieuwstad (2001)
Na afloop van een Archeologische Begeleiding van rioleringswerkzaamheden door Synthegra in november 2001 werd door Freek Hubers een glasconcentratie aangetroffen in een kuil van circa 60 x 60 x 40 centimeter op de kruising van de Nieuwstad en de Kerkwal. Het betrof een kleine kuil met glasafval van circa 3,6 kilo. Op basis van een quickscan kan worden geconcludeerd dat het een afvalkuil van een glazenier betreft, met afvalglas (1265 gram), vensterglas (295 gram) en vlakglas dat niet nader gedefinieerd kan worden (1994 gram). Vanwege het aantreffen van voornamelijk diamantgesneden fragmenten vensterglas en afvalglas kan de vondst zeer waarschijnlijk worden gedateerd tussen 1650 en 1750 na Chr.
Meer weten: lees hier de resultaten van de Quickscan.

Groenlo, Notenboomstraat (1989)
Op 5 en 6 september 1989 trof de heer J. Hubers in zijn achtertuin (Notenboomstraat 14) bij graafwerkzaamheden ten behoeve van tuinaanleg een kuil aan. Deze bevond zich onder de bouwvoor, was komvormig, had een afmeting van circa 2 x 1 meter en een diepte van 80 centimeter. De kuil bevatte voornamelijk vlakglas; circa 40 kilo. Daarnaast werden fragmenten loodstrip, huttenleem, keramiek, natuursteen en twee munten uit 1599 en 1668 aangetroffen (Vondstnummers: NO-89-5 en NO-89-6).
De glazenier aan de Notenboomstraat gebruikte cilinderglasplaten en een diamantsnijder om de glasplaat in de benodigde kalibers te snijden, zo blijkt uit het aantreffen van de kenmerkende lange dunne, soms ietwat taps toelopende fragmenten.
In totaal werd 5,9 kilo vensterglas aangetroffen. Dit betrof 2,9 kilo vensterglas met een of meerdere gegruizelde randen en 3,0 kilo met een of meerdere gesneden randen. Het gesneden evenals het gegruizelde vensterglas was voornamelijk rechthoekig van vorm.
Er werden geen aanwijzingen gevonden die erop duidden dat de glazenier het glas brandschilderde. De 20 fragmenten gebrandschilderd glas die werden aangetroffen, kan evenals het vensterglas, worden beschouwd als afval van het vervangen van vensterglas.
Lees hier het uitgebreide artikel over deze vondst.

Haarlem, Spaarnwouderstraat 93 (1988)
Na de sloop van een pand aan de Spaarnwouderstraat 93 kon archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Het gesloopte pand stond op funderingen van een 17de-eeuwse voorganger met kelder. Tussen de resten werd een grote hoeveelheid vensterglas aangetroffen. Het betroffen smalle repen, kenmerkend voor glasafval van een glazenier die een diamantsnijder gebruikte.

Harderwijk, Knijptang (jaren ’80)
In het centrum van Harderwijk werd in de jaren ’80 een glasvondst gedaan aan de Knijptang. In een cirkelvormige greppel werd ‘fijngestampt, groenachtig vensterglas’ aangetroffen. De vondst betrof 95 kilogram vensterglas (blank en gebrandschilderd) en 17 kilogram glazeniersafval (waaronder vier koeienogen en afgesneden randen van glasschijven). Het materiaal dateert van voor 1660.

Haren, Emdaborg
In een kuil werden 464 fragmenten vlakglas aangetroffen, waaronder vensterglas en productieafval in de vorm van lange, smalle repen al dan niet met krassen, kenmerkend voor diamantgesneden vensterglas. Daarnaast werden randfragmenten aangetroffen van cilinderglasplaten. De kuil dateert uit de 18de eeuw.

Gruizelafval afkomstig van het Heveskesklooster. Foto: M. Wieske

Heveskes, Oosterwierum (1982)
In 1982 had onder leiding van het Biologisch Archeologische Instituut, het huidige Groningen Institute of Archaeology, van de Rijksuniversiteit Groningen een opgraving plaats op een industrieterrein te Delfzijl. Op deze locatie was de Johannitercommanderij van Oosterwierum gelegen, ook wel Heveskesklooster genoemd. Het klooster dateert van circa 1300 tot 1610. Er werden restanten van twee overlappende kerkgebouwen aangetroffen, een stenen gebouw, delen van een muur en twee grachten die het kloosterterrein zowel ommuurde als omgrachte, een onderbouw van een brug en een kerkhof. Tijdens de opgraving werd een grote hoeveelheid vlakglas aangetroffen. Waaronder een zeer groot aantal sikkelvormige fragmenten, het kenmerkende gruizelafval. De exacte vondstlocatie van het vlakglas blijft vooralsnog onduidelijk.

Klooster Klaarkamp (2010)
Tijdens onderzoek naar de terp van het Cisterciënzerklooster Klaarkamp (gemeente Dantumadeel) in 2010 werd in de grachtvulling veel restafval van werkplaatsen aangetroffen, waaronder glazeniersafval en vensterglas. Het glas werd aangetroffen in een natte context; door het wegnemen van het glas uit deze natte context is het snel gaan verkleuren en verkruimelen. Het klooster was in gebruik tussen circa 1150 – 1600.

Middelburg Mortiere (2006)
Langs de Nina Simonestraat in de Middelburgse wijk Mortiere III werden tijdens een proefsleuvenonderzoek en een archeologische opgraving in totaal 3 kuilen aangetroffen die waren gevuld met vlakglas al dan niet met bakstenen. Het betrof randfragmenten van glasplaten waarvan het merendeel was vervaardigd door middel van de cilinderglasmethode en een klein deel door middel van de slingerglasmethode. Op basis van de kleur werd het glas in de 18de eeuw gedateerd. Echter is een datering op basis van de kleur van het glas een zeer twijfelachtige.

Monster, Molenstraat 46 (1983)
Tijdens het bouwrijp maken van een terrein werd door vrijwilligers van Oud Monster (de huidige Historische Vereniging Monster – Ter Heijde) archeologisch onderzoek verricht. Hier werden restanten aangetroffen van een huis met twee kamers en daarachter een werkplaats. Bij de achtergevel werden twee afvalkuilen aangetroffen gevuld met voornamelijk groen vensterglas, waaronder randfragmenten van rond glasschijven en sterk verweerd gebrandschilderd glas uit voornamelijk de 16de eeuw. Daarnaast werd onder een klinkerstraat een laag glasscherven aangetroffen. Lees hier het artikel van de Westlandse Omroep Stichting.

Rijswijk, Torenstraat (1990)
Tijdens een opgraving in de dorpskern van Rijswijk werd een kuil aangetroffen van circa 1 meter lange, 40 centimeter diep en minimaal enkele decimeters breed (de kuil liep verder buiten het onderzoeksgebied door). De kuil was gevuld met vensterglas en slechts enkele fragmenten aardewerk, pijpenkoppen en loodstrips. Het vlakglas betrof koeienogen en randfragmenten van glasschijven en vensterglas waaronder gebrandschilderd glas. Dit gebrandschilderde glas bevatte onder andere wapenschilden. Op basis van enkele jaartallen en afbeeldingen op het glas wordt de vondst gedateerd in de 17de eeuw. De opgraving en de glasvondst moet nog nader worden uitgewerkt.

Kaliber uit Roermond (2009, code M0500-0014). Foto: SOB Research

Roermond, Dionysiusstraat (2009)
Tijdens een opgraving in het oostelijk deel van de oude binnenstad troffen archeologen van SOB Research ruim 1.200 kilo glas aan. Het merendeel betrof vlakglas. De vondst is aangetroffen in een toogkelder die werd aangelegd tijdens de bouw van een huis na 1554 (na de stadsbrand). Dat huis is tijdens de tweede grote stadsbrand in 1665 afgebrand.
De vondst bevatte zo’n 8.400 fragmenten versierd vensterglas dat dateert tussen 1200 en 1600. Daarnaast was de kuil voornamelijk gevuld met glasafval: koeienogen en afsnijdsels. Op basis van de vondst van enkele verfstaaltjes kan worden geconcludeerd dat het glas in deze werkplaats niet alleen werd gesneden maar dat het glas hier eveneens werd gebrandschilderd.
Archiefonderzoek heeft uitgewezen dat het huis aan glasmaker Marten Stams toebehoorde. Stams’ stiefvader was tevens glasmaker en woonde schuin aan de overkant van de Dionysiusstraat (destijds ‘De Dries’). Het is mogelijk dat de kuil zowel het afval van Stams als diens stiefvader bevatte.

Utrecht, ’t Hoogt 10 (2022)
Tijdens graafwerkzaamheden in de binnentuin van ’t Hoogt 10 werd in oktober 2022 een beerput aangetroffen. Vanwege deze vondst werd hier een archeologische waarneming uitgevoerd. In de ophogingslaag werden enkele concentraties gekleurd vensterglas aangetroffen. Het betreft waarschijnlijk het afval van glas in lood-fabrikant A. van Kleef die hier tussen 1921 – 1933 heeft gewoond.

Zevenaar, Markt 57 (2009)
Vanwege de geplande nieuwbouw in de vorm van appartementen moest aan de Markt 57 te Zevenaar archeologisch onderzoek plaatsvinden, zijnde een proefsleuvenonderzoek, een archeologische begeleiding en een opgraving. Daarbij werden onder andere twee glaskuilen aangetroffen. Eén kuil werd aangetroffen in een huis dat dateert uit de 17de eeuw. De tweede kuil werd aangetroffen aan de zuidkant van het gebouw en bevatte naast vensterglas ook aardewerk dat dateert uit de periode 1760 – 1800. In enkele vloerniveau die gerelateerd kan worden aan deze tweede vondst werd eveneens vensterglas aangetroffen.
Het vensterglas betrof in beide gevallen restafval van het versnijden van slingerglasplaten waaronder 16 koeienogen en randfragmenten (19,4 kilo) en vensterglas waaronder twee fragmenten gebrandschilderd glas (0.1 kilo). Het vensterglas lijkt te zijn vervaardigd door middel van een diamantsnijder en betrof met name ruitvormige fragmenten.
Een van de glasvondsten kan worden gerelateerd aan huisschilder, Johannes Jansen, die er in 1837 woonde. Op enkele fragmenten is verf aangetroffen, dit betreft mogelijk een teststuk voor het mengen van glas door de huisschilder.

Zutphen, Houtmarkt 67 (2006)
De glasvondst van de Houtmarkt 67 die in 2006 is aangetroffen, betreft vensterglas waaronder gebrandschilderd glas dat dateert tussen 1300 – 1600 en glazeniersafval. Het glazeniersafval kan worden gerelateerd aan ‘meister’ Christoffer Godekinck die er vanaf 1599 heeft gewoond. Op basis van archiefonderzoek kan worden geconcludeerd dat het een glazenier was met een bijzonder goede reputatie en met grote opdrachtgevers (waaronder Prins Maurits).


Sikkelvormige tot halfronde (zeer kenmerkende) fragmenten glazeniersafval uit Zutphen – Nieuwstadskerk

Zutphen, Nieuwstadkerk (1999)
De glasvondst bij de Nieuwstadkerk die in 1999 tijdens een opgraving werd aangetroffen, werd lange tijd verkeerd geïnterpreteerd. Voorheen werd gedacht dat de glasscherven na de plunderingen en de vernielingen van de Staatse en Waalse troepen in 1572 bij elkaar waren geveegd door de kerkmeester die in het pand naast de glasvondst woonde. En dat deze kerkmeester de scherven vervolgens in een kuil had gegooid. Echter bleek de vondst niet alleen (gebrandschilderd) vensterglas te bevatten maar juist grote hoeveelheden productieafval.
De locatie waar de vondst werd aangetroffen heeft tussen 1583 – 1600 braak gelegen. Waarschijnlijk dat in die periode een glazenier gebruik heeft gemaakt van het perceel. Deze glazenier was verantwoordelijk voor het vervangen van het oude (grotendeels kapotgeslagen) vensterglas van de Nieuwstadskerk, maar had daarnaast ook opdrachten buiten de kerk (getuige enkele profane gebrandschilderde kalibers).
De glazenier van de Nieuwstadskerk gebruikte naast lichtgroengetinte glasplaten, tevens glasplaten van plaqué glas (rood en blauw) en blauw glas.

Glazeniersafval in secundaire context

Leiden, Aalmarkt (2015/2016)
In 2015 en 2016 voerde BAAC een opgraving uit aan de Aalmarkt te Leiden. Ze troffen daar 1200 restanten van funderingen, kelders, vloeren, beer- en waterputten, ophogingslagen, kuilen etc. aan. Het betroffen de restanten van bewoning uit de periode 1100 – heden. In een beerput en in een goot werd vensterglas aangetroffen dat geïnterpreteerd is als zijnde glazeniersafval. Het betrof 7 randfragmenten in een goot die op een beerput uitkwam uit de 17de eeuw en 12 fragmenten (waaronder 4 randfragmenten) in een beerput uit circa 1550 – 1750 na Chr. Er werden afgesneden randen van glasplaten aangetroffen die zijn vervaardigd door middel van de cilindermethode en 1 fragment die mogelijk is vervaardigd door middel van de slingerglasmethode. Mogelijk dat het de restanten betreft van een glazenier die ter plaatse een ruitje heeft vervangen en het afval dat hierbij vrijkwam heeft weggegooid in de goot/beerput.

Oirschot, Barcelona 110 (2020)
Tijdens een archeologische opgraving werd een kuil met vlakglas aangetroffen in de insteek van een waterput uit de 17de – 18de eeuw. Vanwege het aantreffen van een ijzeren ring en een dunne laag klei langs de randen van de kuil kan worden geconcludeerd dat het vlakglas oorspronkelijk in een houten ton was gedeponeerd. Het glas lag in kleine stukken opgestapeld samen met enkele fragmenten bouwpuin. Het betrof 2 emmers van 10 liter die voor circa viervijfde gevuld was met glas.
Op basis van een quickscan van een gedeelte van het vondstmateriaal (Vondst nr. 324) kan worden geconcludeerd dat het hier het glazeniersafval betreft van het vervangen van vensterglas bij een of enkele huizen. Dit vanwege de beperkte hoeveelheid. Het is aannemelijk dat het afval is verzameld door een glazenier na een reparatieklus.
De glazenier in Oirschot gebruikte glasplaten die zijn vervaardigd middels de cilinderglas- en slingerglasmethode, zo blijkt uit randfragmenten en onregelmatigheden op het glas. Middels een diamantsnijder sneed de glazenier deze glasplaat in de benodigde kalibers. Dit leverde glazeniersafval op met een zeer kenmerkende vorm van lange dunne stukken glas of ietwat taps toelopende fragmenten. Sporen van inkrassingen door de diamantsnijder zijn zeer duidelijk langs de randen van deze fragmenten waarneembaar.
Dat het vormen van kalibers middels een diamantsnijder niet altijd goed verliep, wordt duidelijk uit een klein aantal halffabricaten. Op deze fragmenten is de inkrassing van de diamantsnijder goed zichtbaar, maar is het glas niet of slechts voor een deel langs deze insnijding gebroken.
Naast productieafval werd gesneden vensterglas aangetroffen. Dit betrof over het algemeen rechthoekige kalibers. Deze kalibers werden middels lood in een simpel patroon in een venster geplaatst. Het gebrandschilderd glas dat werd aangetroffen, kan evenals het vensterglas, worden beschouwd als afval van het vervangen van vensterglas.

Rotterdam, Markthal (2009 – 2010)
Tijdens de opgraving van de Markthal in 2009 tot en met 2010 werden in een mestkuil uit de eerste helft van de 15de eeuw 750 stuks vlakglas aangetroffen. Het glas bevatte veel randfragmenten (waarschijnlijk van cilinderglas), enkele fragmenten glas met oneffenheden (productiesporen voor het vervaardigen van de glasplaat) en twee fragmenten gebrandschilderd glas, waaronder een bandruitje met ruitvorm vergelijkbaar met Typecode 6.

Verzameling glazeniersafval als grondstof

Groningen, Gedempte Kattendiep (1986)
Aan het Gedempte Kattendiep werd in 1986 een glasblazersoven aangetroffen en een grote concentratie glasscherven, bestaande uit vensterglas (gebrandschilderd en onbeschilderd) en glazeniersafval. De kuil wijkt af van de andere genoemd voorbeelden, omdat het niet zo zeer een afvalkuil van een glazenier betreft, maar eerder glazeniersafval dat elders in de stad is verzameld en als grondstof voor de productie van glas in deze kuil is verzameld. Er werden ook enkele fragment vlakglas aangetroffen met parallelle insnijdingen, mogelijk testmateriaal

Vondstcontext onduidelijk

Berkel en Rodenrijs, Molen De Groot (1983)
Op het terrein waar Molen de Groot was gelegen is tussen 1983 – 1987 vondstmateriaal verzameld. Dit vondstmateriaal concentreerde zich op vijf locaties langs de waterkant van de Wildert Het betrof de huisraad van vijf generaties molenaars die hier tussen circa 1635 – 1742 hebben gewoond. Tussen het huisraad werd vensterglas aangetroffen waaronder een koeienoog en randfragmenten van een glasschijf.