Onderzoeksproblemen

Traditioneel wordt door kunsthistorici onderzoek verricht naar gebrandschilderd glas. Zij richten zich over het algemeen op gebrandschilderd glas dat nog in situ aanwezig is in kerken en publieke gebouwen, of gebrandschilderde medaillons uit museale of private collecties (Van Ruyven- Zeman, 2011, 1-41; en Berserik en Caen, 2007, XI-XXV). Het levert een beperkt en eenzijdig beeld op, omdat gebrandschilderd glas namelijk tevens werd geschonken binnen verscheidene sociale klassen. Ook de middenklasse schonk elkaar gebrandschilderd glas ter gelegenheid van bijvoorbeeld een huwelijk. Dergelijke ‘simpele’ kalibers (een compleet fragment vensterglas) werden niet dusdanig bijzonder geacht dat ze werden aangekocht door musea en vallen buiten het doorgaans onderzochte materiaal.

Uitzondering op deze regel vormt het boek Roermond Glazeniersstad, waar nader op een glazeniersafvalkuil met profaan glas uit Roermond wordt ingegaan (Caen et al, 2019). Het vormt een combinatie van enerzijds een basaal materiaalonderzoek (Van den Bosch, 2017) en anderzijds een kunsthistorische interpretatie van de afbeeldingen en het leggen van verbindingen tussen vergelijkbare taferelen. Het vormt goed vergelijkingsmateriaal van soortgelijke afvalkuilen binnen Nederland. Er wordt echter onvoldoende in detail op het materiaal ingegaan om de modus operandi (de werkwijze) van de glazenier te kunnen achterhalen.

Terwijl gebrandschilderd glas vooral door kunsthistorici wordt onderzocht, vormt bestudering van onbeschilderd glas het terrein van archeologen. Een leidend werk daarbinnen betreft het onderzoek van Verena Kaufmann naar een werkplaats van een glasmaker in Bad Windsheim (Duitsland, Kaufmann, 2010). Kaufmann doet onderzoek naar de onbeschilderde kalibers en naar het glazeniersafval en beschrijft uitvoerig het productieproces van het maken van de glazen platen, het versnijden van deze platen naar de juiste kalibers en de sporen die van beide handelingen kunnen worden aangetroffen. In het complex dat Kaufmann onderzocht werd tevens een groot deel gebrandschilderd glas aangetroffen. Zij geeft een beschrijving van het aangetroffen gebrandschilderde glas maar gaat niet in op de productie van gebrandschilderd glas, noch geeft zij een verklaring voor het aantreffen van dit glas in het door haar onderzocht complex.

Het traditionele kunsthistorische onderzoek dat is uitgevoerd op gebrandschilderd glas focust zich op een zeer beperkte dataset (museale en private collecties en gebrandschilderd glas in situ). Daarnaast wordt uitsluitend onderzoek gedaan naar de afbeeldingen. Het onderzoek van Kaufmann beperkte zich tot de productie van glasplaten en vensterglas binnen de werkplaats en de productiesporen die van beide handelingen konden worden waargenomen op het vlakglas. Wat mist is een combinatie van beide disciplines, vanuit het perspectief van het ambacht, dat verder gaat dan één locatie.

Het onderzoek naar gebrandschilderd glas dat ik beoog, betreft:

  • een materiaalstudie naar vensterglas van meerdere glasdeposities,
  • archiefonderzoek naar ‘De diversis artibus’ van Theophilus Presbyter (1070 – 1125), een tekst uit de twaalfde eeuw waarin diverse kunstambachten worden beschreven, waaronder het vervaardigen en het brandschilderen van vensterglas,
  • archiefonderzoek naar eventuele vergelijkbare werken waarin het ambacht van een glazenier wordt beschreven,
  • literatuurstudie naar eerdere onderzoeken naar vensterglas,
  • vergelijkend onderzoek van alle glazeniersafvalkuilen binnen Nederland, en
  • antropologisch onderzoek naar de werkwijze van hedendaagse glazeniers.

Op basis van deze interdisciplinaire gegevens kan ik de chaîne opératoire van vensterglas nagaan; van het kopen van de grondstoffen tot het deponeren in een glazeniersafvalkuil. Dit geeft inzicht in de ambacht van de glazenier.

Bovendien streef ik ernaar om archeologisch onderzoek naar vlakglas bevorderen. Waar vlakglas wordt aangetroffen binnen een opgraving, wordt dit zelden (en dan zeer summier) tot nooit binnen een rapport behandeld. Het belang binnen de archeologie betreft dan ook het vullen van een kennishiaat. Ik beoog met mijn onderzoek de potentie van het onderzoek naar vlakglas aan te tonen. Daarnaast wil ik archeologen concrete handvatten aanreiken van waaruit zij vensterglas beter kunnen determineren, wat kan leiden tot een betere reconstructie van vondstlocaties en dan met name de structuren die met deze vondstlocaties worden geassocieerd.

Onderzoeksdoelen

In Nederland zijn in het verleden enkele grote glasvondsten gedaan. De glasvondst in Roermond uit 2009 werd als eerste correct geïnterpreteerd als zijnde een afvalkuil van een glazenier. Op basis van eigen onderzoek, heb ik tot nog toe tien extra locaties kunnen identificeren waar glazeniersafval werd aangetroffen. Vier van deze locaties betreffen vlakglas dat in een gracht of tonput is gedeponeerd. Zes van deze locaties betreffen glazeniersafvalkuilen die dateren in de 16de – 17de eeuw. Deze kuilen kenmerken zich door een enorme hoeveelheid vlakglas, waarvan het merendeel bestaat uit glazeniersafval (met kenmerkende sikkelvormige afslagen, randfragmenten, fragmenten met onzuiverheden en verfstaaltjes). Het overige deel bestaat uit incompleet gebrandschilderd en onbeschilderd vensterglas. Het gebrandschilderde glas kent op basis van de afbeeldingen en het verfgebruik een zeer uiteenlopende datering die meerdere eeuwen (over het algemeen tussen de veertiende en zeventiende eeuw) bestrijkt.

Het vensterglas in de glazeniersafvalkuilen heeft een zeer uiteenlopende datering, het gebrandschilderde deel bevat verschillende type afbeeldingen en de kalibers zijn over het algemeen incompleet. Dit valt te verklaren door nader in te gaan op de aanpasbaarheid van glas-in-loodramen. Delen van een venster kunnen namelijk gemakkelijk worden vervangen. De beslissing om ze te vervangen kan meerdere oorzaken hebben: het breken met oude en het aangaan van nieuwe allianties en/ of contacten, het heersen van andere politieke of religieuze stromingen, trends, ouderdom en reparatie van kapotte ruiten. Uit de inventaris van de Abdij van Rievaulx (Yorkshire) blijkt dat het verwijderde glas in drie categorieën werd gedeeld. De mooiste stukken werden verzameld en werden elders ingezet, een tweede deel werd verkocht en een derde deel werd slechts gebruikt om het lood te verzamelen en te verkopen (Pamela Graves 2013, p. 41). Daarnaast is het goed denkbaar dat grote, onbruikbare fragmenten glas tot kleinere kalibers zijn gesneden die vervolgens in een ander raam gebruikt konden worden.

Naast het verzamelen van complete kalibers en lood voor hergebruik, is het aannemelijk dat het glas werd verzameld om te worden gerecycled. D. Caluwé van de Vrije Universiteit Brussel deed onderzoek naar de Particular Customs Accounts van G. Asaert (1985). Van de 325 Antwerpse scheepsvrachten die Asaert van 1411 tot 1481 in zes Engelse havensteden noteerde, hadden er 6 betrekking op glas. 155 keer worden producten van glas vermeld (vlakglas en holglas), waaronder 18 vermeldingen van scheepsvrachten met grondstoffen en werktuigen voor de productie van glas. De grondstoffen die hier worden beschreven, betreffen as, glasscherven en cullet (in kleine stukken gebroken glas, Caluwé, 2013, p. 98). Door de toevoeging van oud glas wordt het smeltpunt voor de productie van glas verlaagd van meer dan 1.700 graden naar 1.100 graden (Strobl, 1990, p. 52). Illustratief is de vondst van een grote hoeveelheid glazeniersafval vlakbij een glasoven in Groningen, terwijl er geen sprake was van een glazenierswerkplaats (Adolfs et al, 1988).

Nu glazeniersafvalkuilen vaker herkend worden, kunnen deze in een breder kader worden onderzocht. Met het onderzoek dat ik uitvoer, focus ik op de chaîne opératoire van gebrandschilderd en onbeschilderd vensterglas, om op deze manier inzicht te verkrijgen in het glazeniersambacht. De volgende onderdelen komen aan bod:

  • de grondstoffen: de glasplaten, de verf, het lood, de oven, het brandstof en het gereedschap;
  • de werkplaats: de locatie, de werkverdeling, de opdrachten;
  • de productie: de ontwerpen, het schilderwerk, het brandproces;
  • het plaatsen van het glas: het verwijderen van oude vensters, het bijsnijden van de kalibers en het plaatsen van het nieuwe glas;
  • het repareren van vensterglas; en
  • het verwijderen van het glas: het deponeren, doorverkopen of hergebruiken van vensterglas

Onderzoeksvragen

  • Wat is de chaîne opératoire van gebrandschilderd en onbeschilderd vensterglas dat in Nederland is aangetroffen en dat dateert in de veertiende tot en met de zeventiende eeuw?
  • Wat was de functie van (gebrandschilderd) vensterglas binnen een huishouden en binnen een samenleving?
  • Zijn er verschillen waarneembaar tussen (gebrandschilderd) vensterglas dat bedoelt was voor de middenklasse en de hogere klasse? Uiten die verschillen zich in o.a. grootte, verfgebruik, kwaliteit van de grondstoffen en vaardigheid van de glazenier?
  • Zijn er verschillen waarneembaar doorheen de tijd in o.a. verfgebruik, type afbeelding, standaardisatie?
  • Komt het archeologisch beeld van de chaîne opératoire overeen met het historische en antropologische beeld?
  • Wat is de modus operandi van de glazenier?
  • Komt het archeologisch beeld van de modus operandi overeen met het antropologische beeld?
  • Zijn er regionale verschillen aan te duiden tussen de modus operandi van verschillende glazeniers? Zijn die verschillen een gevolg van het werken met andere grondstoffen?
  • Wat is de typochronologie van vensterglas?
  • Zijn er regionale verschillen binnen de typochronologie van vensterglas.

Onderzoeksmethode

Het onderzoek betreft enerzijds een gedetailleerde materiaalstudie van vensterglas afkomstig uit afvalkuilen van een glazenier, met een focus op de productiesporen die door de glazenier zijn aangebracht. Als casestudie dienen 2 afvalkuilen van glazeniers uit Oldenzaal die op detailniveau worden onderzocht waarbij elke unieke afbeeldingen een apart vondstnummer krijgt toebedeeld en elk vondstnummer in een database wordt beschreven (Melis, 2019). De glazeniersafvalkuilen van Oldenzaal worden vergeleken met andere glazeniersafvalkuilen in Nederland, zoals twee afvalkuilen van glazeniers die werden aangetroffen te Zutphen; waar in beide gevallen het gebrandschilderde deel al is onderzocht (Melis, 2020). Op deze manier wordt meer inzicht verkregen in de modus operandi van glazeniers uit de veertiende tot en met de zeventiende eeuw.

Archiefonderzoek focust zich met name op het tweede deel van Theophilus Presbyter (1070 – 1125) ‘De diversis artibus’ waar hij zich richt op de productie van gebrandschilderd glas (Theophili, 1847). Daarnaast vormt het boek van Kaufmann een leidraad in het onderzoek naar het glazeniersafval

Antropologisch onderzoek focust zich op glazeniers die werkzaam zijn in verschillende ateliers en die nog oude technieken gebruiken bij het brandschilderen van glas.

Door middel van XRF-analyse op fragmenten glas kan de samenstelling van het vensterglas en van de gebruikte verf worden onderzocht. Op basis van de resultaten kunnen de gebruikte grondstoffen worden herleid. Daarnaast kunnen verschillen duiden op chronologische en/ of regionale verschillen in het productieproces.

De onderdelen van de chaîne opératoire worden globaal op de volgende wijze onderzocht:

  • de grondstoffen
    • chemische analyse op het glas en de verf
    • archiefonderzoek
  • de werkplaats
    • archiefonderzoek
    • interregionaal onderzoek
    • materiaalonderzoek naar merktekens
    • onderzoek naar de herkomst van het gebrandschilderde glas (kerkelijke, publieke of profane herkomst)
  • de productie
    • materiaalonderzoek naar productiesporen op het vensterglas
    • materiaalonderzoek naar glazeniersafval, waaronder de verfstaaltjes
    • archiefonderzoek
    • antropologisch onderzoek
  • het plaatsen van het glas
    • materiaalonderzoek naar glazeniersafval
    • archiefonderzoek
  • het repareren van vensterglas
    • materiaalonderzoek naar gebrandschilderd vensterglas
  • het verwijderen van het glas
    • materiaalonderzoek naar breuken op het vensterglas
    • onderzoek naar het soort afbeeldingen in de deposities
    • interregionaal onderzoek naar glazeniersafvalkuilen