Is er op het glas een afdruk aanwezig langs de rand dat erop duidt dat het glas in een loodprofiel heeft gezeten. Een dergelijke afdruk kan soms moeilijk waarneembaar zijn. Het best kunt u het glas in strijklicht houden. Vervolgens kunt u een licht wazige/ doffe zone waarnemen die min of meer parallel loopt aan de rand van het fragment.

  • Heeft het glas in lood gezeten?
    • Ja (onderstaand enkele tips)
    • Nee

Rand

Over het algemeen zijn er twee typen randen:

  • De gegruizelde rand is middels een gruizelijzer vormgegeven. Het lijkt erop dat de rand wat afgeknabbeld is. Er zijn allemaal zeer kleine boogvormige hapjes uitgebroken.
  • De gesneden rand is middels een diamantsnijder vormgegeven. Het geeft een relatief strakke rand. Parallel aan deze rand zijn soms krassen waarneembaar. Vanaf circa de tweede helft van de 17de eeuw komt de diamantsnijder steeds meer in zwang. Over het algemeen kunnen we stellen dat vensterglas met een gesneden rand vanaf 1650 dateert.

Nota bene, een glazenier die gebruik maakte van een gruizelijzer gebruikte wel een scherp voorwerp om de glasplaat in grove stukken te verdelen. Over het algemeen worden deze stukken vervolgend netjes gegruizeld om exact de juiste vorm te verkrijgen. Maar dit was niet altijd noodzakelijk. Soms was zo’n ruwgesneden rand voldoende. Een dergelijke rand lijkt dus diamantgesneden maar is dat niet. Bovendien blijft ook na 1650 het gruizelijzer in gebruik wanneer fragmenten nog iets nabewerkt dienen te worden.

Vorm

Over het algemeen bestond een glas-in-loodraam uit een redelijk gestandaardiseerd patroon, namelijk uit een

Detail van een schilder van Jan van Eyck ‘Annunciatie’ met op de achtergrond vensters met ‘Butzen’.
  • Ruitpatroon. Veel voorkomend patroon voor glas-in-loodramen vanaf de 14de eeuw. Het betrof meetkundige ruiten met een breedte van 8,3 – 9,0 cm en een hoogte van 10,5 – 12,5 cm. Een venster werd geheel opgevuld door ruiten. In sommige gevallen is er langs alle randen een strook aanwezig met dunne al dan niet gekleurde rechthoekige kalibers (breekruitjes).
  • Rechthoeken. Dit patroon wordt gerelateerd aan de opkomst van het cilinderglas in het begin van de 16de eeuw. Uit deze rechthoekige glasplaten kon gemakkelijk grotere rechthoekige stukken worden gesneden.
  • Vier-zes-achtkantpatroon. Dit patroon komt voor in de 16de – 17de eeuw en bestaat uit een rechthoek/ vierkant dat wordt omringd door zeshoekige fragmenten. Deze kwam zowel recht (zie onderstaande afbeelding) als overhoeks voor.
  • Cirkelvormig patroon. Voor dit patroon werd gebruik gemaakt van ‘Butzen/Tellerscheiben’, ronde kalibers die per stuk door de glasblazer werden vervaardigd. Het zijn zodoende complete ‘glasplaatjes’. Tussen de Butzen werden vierhoekige fragmenten geplaatst.

De bovenzijde van het venster bevatte in sommige gevallen een sierrand bestaande uit cirkel- en/ of spitsboogjes waarin dit patroon ietwat werd doorbroken. (Voor een overzicht van sierranden zie Janse, H., 1987. Glas-in-lood. Restauratievademecum 01.)

Naast de standaardpatronen waren soms zeer ingewikkelde patronen in gebruik. Dit betrof bijvoorbeeld een patroon met gevlochten banden die aandoen als een Keltische knoop tot ster of bloempatronen die herhaaldelijk in een venster voorkwamen.