• Is het glasafval?
    • Ja (zie onderstaande informatie)
    • Nee

Het ambacht van de glazenier leverde productieafval op. Delen van glasplaten werden weggegooid. Het betrof onbruikbare delen van de glasplaat (randen of fragmenten met oneffenheden). Daarnaast ontstond restafval door het grof versnijden van de glasplaten en later het bijgruizelen/ bijsnijden van de grove fragmenten om zo exact de juiste vorm te verkrijgen. Wanneer het versnijden verkeerd ging, was het fragment eveneens onbruikbaar geworden. We spreken dan van halffabricaten. Het merendeel van het afval dat we terugvinden in glazeniersafvalkuilen bestaat uit restafval.

Wat betreft het afval onderscheiden we vier categorieën: randfragmenten, oneffenheden, restafval en halffabricaten.

Randen glasplaat

  • Cilinderglas. Bij cilinderglas blaast de glasmaker een cilinder, die met een pontil bij elkaar wordt geknepen, over de lengte wordt doorgesneden en opengeklapt op een ijzeren tafel wordt platgestreken. Dit platstrijken veroorzaakt rode krassen op het glas (zie afbeelding). Over het algemeen wordt aangenomen dat slingerglas werd geproduceerd in glashutten in Duitsland.
  • Slingerglas. Bij slingerglas blaast de glasmaker eerst een kogelvormige bel. Aan de overzijde van de bel wordt een ijzeren staaf (pontil) bevestigd. De blaaspijp wordt losgebroken en er ontstaat een opening. Door het pontil te draaien ontstaat door middelpuntvliedende kracht een dunne, ronde, platte glasschijf. Het eindproduct kan meer dan een meter in diameter worden. Over het algemeen wordt aangenomen dat slingerglas werd geproduceerd in glashutten in Frankrijk.
  • Tellerscheibe/ Butzen. Dit betreffen kleine, dunne, ronde kalibers met scherpe, taps naar buiten toelopende randen. De Tellerscheiben dateren uit de 17de eeuw. Het is niet geheel duidelijk hoe ze geproduceerd werden. Waarschijnlijk werd hiervoor een houten mal met standaardafmetingen en een platte bodem gebruikt waarin het glas werd geblazen. Vervolgens werd de platte zijde van de bovenzijde gebroken.

Veel oorspronkelijke randen van een glasplaat/ -schijf werden onbruikbaar geacht en belandden tussen het afval. In sommige gevallen werden de randen wel gebruikt in een glas-in-loodraam. Wanneer dit het geval is zou een afdruk van het loodprofiel waarneembaar moeten zijn.

Rand van een slingerglasplaat – Boterstraat, Oldenzaal

Oneffenheden in het glas

  • Cilinderglas. Het productieproces van glasplaten middels de cilindermethode veroorzaakte enkele zeer kenmerkende onregelmatigheden in de glasplaat. Deze onregelmatigheden werden niet gebruikt als onderdeel van een glas-in-loodraam en belandde in het afval. Het betrof lussen/tangindrukken op plekken waar de glasplaat met een tang werd samengeknepen zodat deze beter hanteerbaar was; kreukels waar het gladstrijken van het glas niet mogelijk was en een litteken op de rand van de glasplaat van waar het pontilijzer de cilinder vasthield.
  • Slingerglas. Het productieproces van glasschijven leverde een zeer kenmerkend litteken op precies in het midden van de glasschijf daar waar de glasblazer het glas met zijn pontil vasthield. Wanneer dit pontil werd losgebroken ontstond een litteken, het zogenaamde koeienoog. Er zijn locaties bekend waar het koeienoog juist als vensterglas is gebruikt, in het merendeel van de gevallen zal het echter onbruikbaar zijn bevonden.

Restafval

Het merendeel van het afval dat we terugvinden in glazeniersafvalkuilen bestaat uit restafval van zowel sikkelvormige fragmenten (gruizelafval) als langwerpige fragmenten (snijafval).

  • Gruizelafval. Het betreft over het algemeen puntige tot sikkelvormige fragmenten die kunnen zijn ontstaan door het gruizelen van ruwe kalibers naar de exact juist vorm.
  • Snijafval. Het betreft lange dunne stukken glas of ietwat taps toelopende fragmenten glas. Dergelijk snijafval is zeer kenmerkend voor de inhoud van een afvalkuil van een glazenier die gebruik maakte van een diamantsnijder. Langs de zijdes van de fragmenten zijn duidelijk de inkrassingen waarneembaar van de diamantsnijder. Vanaf circa de tweede helft van de 17de eeuw komt de diamantsnijder steeds meer in zwang. Over het algemeen kunnen we stellen dat dergelijk snijafval vanaf 1650 dateert.
Gruizelafval – Zutphen, Nieuwstadskerk
Snijafval Groenlo, Nieuwstad.

Snijproef

Opvallende fragmenten vensterglas zijn stukken waarop enkele tientallen inkrassingen worden waargenomen (zie onderstaande afbeelding, e-j, l). De inkrassingen lopen min of meer parallel en komen zowel aan de voor- als achterzijde van het fragment voor. Mogelijk betreft het hier snijproeven. De glazenier moest de diamant zelf in de diamantsnijder plaatsen. Vervolgens werd de diamantsnijder meermaals uitgeprobeerd om na te gaan of de diamant in de juiste hoek was gezet.

Halffabricaten

Onder halffabricaten worden fragmenten gerekend die inkrassingen bevatten waarlangs het glas niet of slechts voor een deel is gebroken (zie afbeelding: a-d en k). Het betreft inkrassingen aan de voorkant al dan niet in combinatie met inkrassingen aan de achterzijde. De inkrassingen tonen de beoogde plek voor een breuk van het glas om zodoende het juiste kaliber te kunnen maken. Door onzuiverheden in het glas, zoals luchtbellen, kan het glas op een andere plek breken waardoor het glas onbruikbaar wordt als kaliber.